[intro]
Am C G Am Am
[verse 1]
Am G
In het midden van de nacht,
Am
Heer, fluister ik Uw Naam heel zacht.
C F C
Want U neemt mij aan zoals ik ben;
F C
U kent mij zoals niemand kent.
F C
Ik ben bang, Heer, want de nacht is kil en koud,
Am C
zo benauwd,
G Am
ik hoor alleen maar stilte.
[verse 2]
Am G
De mensen gaan gewoon maar door,
Am
er is niemand die mij hoort,
C F C
niemand die mij verwarmen kan.
F C
Heer, wat duurt de nacht ontzettend lang,
F C
want ik zie geen ster aan de donkere hemel staan
Am C
en zelfs geen maan,
G Am
ik hoor alleen maar stilte.
[verse 3]
Am G
Maar in de stilte zegt U mij:
Am
"Mijn lieve kind, Ik ben dichtbij.
C F C
In de stilte zal Ik bij je zijn,
F C
met je delen in je angst en pijn.
F C
Door te zwijgen zal je horen wat Ik wil.
Am C
Wees daarom stil;
G Am
Ik spreek tot jou in stilte."
[interlude]
Am C G Am C D E
Am C G Am C D C G Am
[verse 4]
Am G
Dank U Heer dat ik nu weet:
Am
dat U nimmer mij vergeet,
C F C
dat door zwijgen ik spreken kan,
F C
dat door luist'ren ik horen kan,
F C
dat de stilte waardevol kan zijn.
Am C G Am
U vult mij met Uw Woord in stilte.
[verse 5]
Am G
Is de nacht dan nu voorbij?
Am
Nam U mijn angst weg van mij?
C F C
Ja de stilte is anders stil,
F C
de nacht is koud maar niet meer kil.
F
En ik weet nu dat hier in de stilte,
C
Gods woorden juist aanwezig zijn.
Am C
U spreekt tot mij,
G Am
dank U voor de stilte.