[Verse 1]
C
Fonske had een vader die zo sterk was als een reus
F G C
en zo groot dat hij de boomtoppen kon raken
C
Hij had twee rechter handen, het was de beste stielenman
F G C
Alles wat hij droomde kon hij maken
C
En hij maakte een speeltuin van kilometers lang
F G C
waar Fonske naar believen mocht in spelen
C
Met echte cowboybergen en een piratenzee
F G C
en een woestijn met schatten en kamelen
[Bridge 1]
F
En videospelletjes en een computerzaal
C G
en een flipperkast met balletjes van goud
F
Hij kreeg ook een atoombom en een fiets en een raket
C G
en een kostuum van een echte astronaut
[Verse 2]
C
Op't einde van de week, was vader oh zo moe
F G C
hij zei: "ik ga wat rusten voor een poosje"
C
Je mag met alles spelen, alles is van jou
F G C
maar raak niet aan het lichtgevende doosje
C
Toen vader terugkwam, opgewekt en fris
F G C
Zat Fonske in zijn Cadillac te treuren
C
"Vader ik verveel me, ik voel me zo alleen
F G C
Kan je nog eens iets laten gebeuren?"
[Bridge 2]
F
En Fonske viel in slaap en toen hij wakker werd
C G
Zat er daar een meisje in zijn raampje
F
Ze was mooier dan zijn flipperkast en zachter dan het gras
C G
Ze kon lachen en Fronske was haar naampje
[Verse 3]
C
Fonske en Fronske keken naar het speelgoedland
F G C
vanuit het kasteel van Doornroosje
C
"We mogen alles hebben, alles is van ons
F G C
behalve dat lichtgevende doosje"
C
De stofzuiger die hoorde dit en hij kroop naderbij
F G C
"Je mag niet in het doosje maar je weet toch niet waarom.
C
Open jullie oortjes en luister eens naar mij.
F G C
Jullie pa wordt alsmaar slimmer en jullie blijven dom"
[Bridge 3]
F
"In het doosje ligt de sleutel van de poort der geheimen
C G
en de ringen die de koningen dragen
F
een wekkertje dat tikt tot het einde der tijden
C G
en een zwaard om de dood mee te verjagen."
[Verse 4]
C
Fronske werd nieuwsgierig, ze bloosde en begon
F G C
jeuk in haar vingertjes te krijgen
C
Fonske zei: "Kijk maar eens, ik zeg het niet aan va
F G C
ik geef m'n erewoord dat ik zal zwijgen"
C
Maar vader die op voorhand wist wat de kindjes gingen doen,
F G C
vermomde zich in een tomatenzaadje
C
Hij kon alles horen, hij kon alles zien
F G C
want hij loerde door het sleutelgaatje
[Bridge 4]
F
En Fronkse nam het deksel van het doosje af en zag
C G
dat het lichtje een appel zat te eten
F
Het lichtje zei: "Kindertjes al wie hier van bijt,
C G
die weet alles wat de anderen niet weten."
[Verse 5]
C
Ze beten met hun tandjes het appeltje in twee
F G C
en begonnen op het klokhuisje te kauwen
C
Fonske riep verwonderd: "Ik voel me al zo slim.
F G C
Ik zou mezelf een speeltuin kunnen bouwen."
C
Maar vader stormde binnen, er kwam donder uit zijn stem
F G C
en bliksmems uit zijn ellebogen
C
De kindjes zakten angstig tot hun knietjes in de grond
F G C
en voor't eerst kwam er regen uit hun ogen
[Bridge 5]
F
Vader sloot de kleintjes in een diepe kelder op
C G
tussen de spoken en de spinnen
F
En nooit of te nimmer mochten ze eruit
C G
en vader kwam ook nooit of nimmer binnen
[Verse 6]
C
Dit alles stond in het sprookjesboek van de tovenaar
F G C
maar de blaadjes die zijn eruit gevlogen
C
Hij maakte ook de sterren en de aarde en de maan
F G C
maar ik weet niet of dat waar is of gelogen.