[Verse]
D
Ik koester je oester
A
Ik lonk naar je spelonk
A
Ik hunker naar je bunker
D
Ik pronk met je vierde honk
D
Ik bewonder je van onder
A
En ik smacht naar je schacht
A
Ik voel me thuis in je sluis
D
Je hebt een pracht van een gracht
[Chorus]
G
Ik bestempel je tempel
D
Ik streel je epiteel
A
Ik hossel je mossel
D
Ik bespeel je druipkasteel
G
Ik hamer in je kamer
D
Ik vier me bot in je grot
A
Ik maak moes van je poes
D
En ik ravot met je marmot
[Verse]
D
Ik ben tevreden met je schede
A
En in mijn sas met je moeras
A
Ik kom graag op bezoek
D
In de dode hoek in je broek
D
Ik geef een duimpje aan je pruimpje
A
Bravo voor je marshmellow
A
Ik zeg hoezee voor je entree
D
CHapeau voor je fricandeau
[Chorus]
G
Ik draai mijn schroef in je foef
D
Ik maak het glad in je gat
A
Maak een ravage van je garage
D
Stuur mijn vergat in je zilte nat
G
Dit is een ode aan je pagode
D
Een refrein voor je ravijn
A
Ik geloof in je kloof
D
Want je vagijn mag er zijn