[Verse]
Dm Bb F
De ramen van de huizen zijn net ogen,
G Dm Bb
Die me volgen als ik slenter door de stad.
Gm C Am Dm Em Bb A
T'is net of ze zeggen, geen geintjes de rat, maar ik bluf gewoon terug HE had je wat?!
Dm
Amsterdam
Dm Bb F
Niets mooiers dan de blauwbrug met zijn bogen,
G Dm Bb
Die in de lente zo opdoemt uit de mist.
Gm C Am Dm
Waar ik in de Amstel op snoek heb gevist,
Em Bb A
en 's winters me naam in de sneeuw heb gepist.
[Verse]
D Gbm
Amsterdam Hee pak me dan
Bm D
Amsterdam Ja als je kan.
A D E Bb A
Van kleins af aan ken ik ieder straatje, elk hoekie en gaatje van mijn Jordaan.
D Gbm G A D
Amsterdam! Ik moet nu gaan, m'n Amsterdam
D C Bb A
Zolang ik de westertoren maar eventjes kan horen, weet ik zeker
A Dm
K hoor bij Amsterdam
Dm Bb F
Je grachten, je stegen en je lanen,
G Dm Bb
Waren altijd een schuilplaats voor mij.
Gm C Am Dm
En zaterdags gein, in de kroeg van blauwe Hein,
Em Bb A
Ja daar bezingen ze jovol en fijn Amsterdam.
Dm Gm
Voor de mensen verberg ik mijn tranen,
Dm Gm
De pijn die ook nooit meer verdwijnt.
Gm C Am Dm
Omdat het verleden nog elke dag schrijnt,
Em Bb Em
dat kankert door tot het bittere eind..
D Gbm
Amsterdammm Hee pak me dan
Bm D
Amsterdamm Ja als je kan.
A D E Bb A
Van kleins af aan ken ik ieder straatje, elk hoekie en gaatje van mijn Jordaan.
(AMSTERDAM)
F Am
Amsterdam ik zie je weer,
Dm F
Amsterdam tot volgend keer.
C F
Ik loop nooit verloren want ik kom hier vandaan,
G F C
Ja ik ben geboren in de JORDAAN.
F Cm Fm Gb
Zo lang ik die toren in gedachte blijf horen,(ding ding ding)
C Fm
Weet ik zeker: ik hoor bij Amsterdam