[Verse 1]
D C D C
soemmige venten zien alleen mor nor schoon benen
D C D C
alleen schoon benen, da kunde toch ni menen
G C G C
on e schoon poepke wil ik af en toe wel komen
D C D C
e schoon gezichtje is ook altijd meegenomen
A G A
mor d'r is één dink waar da'k 't eerste oep zal letten
D C D C
dikke tette, dikke tette, dikke tette
[Verse 2]
D C D C
ik zit hier overal mor te gluren in de bloezen
D C D C
of 'k iet kan waarnemen van weelderige loezen
G C G C
nen helen diepen decoté dat heb ik gere
D C D C
en ik zen razend zot oep doorkijk-tetagèren
A G A
het is zo zalig daar oe zinnen oep te zetten
D C D C
oep dikke tette, dikke tette, dikke tette
[Verse 3]
D C D C
ik kan ook uren zitte memmen over memmen
D C D C
van die BH's waarda ge zeker in kunt zwemmen
G C G C
ne groten boezem neem ik alt onder de loupe
D C D C
en dan nog liefst met van die supergrote sjoepen
A G A
nee gin citroenen, koffezakke, platte betten
D C D C
mor dikke tette, dikke tette, dikke tette
[End]
D C D C
grote appels, peren, fluppen en meloenen,
D C D C
zo'n tomatte, kokosnoten en pompoenen
G C G C
appelsienen, pompelmoezen, zo'n gevallen
D C D C
ronde beurste lak as billen, bollen, ballen
A G A
blote bulten, builen, bergen te verzetten,
D C D C
dikke tette, dikke tette, dikke tette
D C D C
dikke tette, dikke tette, dikke tette
D C D C
dikke tette, dikke tette, dikke tette